volgende       volgende
1852

Zevenstuiverstefille

In iedere Joodse boekenkast mochten in ieder geval twee boeken niet ontbreken: een choemasj met Rasji en een tefille of tefillo. Het eerste was een editie van de Tora, de eerste vijf boeken van de Hebreeuwse Bijbel, met het commentaar van de gezaghebbende Middeleeuwse rabbijn Rasji erbij gedrukt. Het tweede was het dagelijkse gebedenboek, die de Hebreeuwse gebeden bevatte die Joodse mannen ’s ochtends, ’s middags en ’s avonds moeten zeggen. Beide boeken werden stukgelezen en de Joodse drukpersen draaiden dan ook op volle toeren om iedereen steeds van nieuwe exemplaren te voorzien.

Met de opkomst van het Nederlands als spreektaal onder Joden, nam ook de vraag naar tweetalige edities van de Hebreeuwse Bijbel en de gebedenboeken toe. De Portugese Joden hadden al in 1791 een vertaling van hun gebedenboek voorhanden, de Asjkenazische Joden volgden in 1822. De vertaling mocht niet de plaats van de vaste Hebreeuwse gebeden innemen, maar diende om te begrijpen wat men precies zei. Eerder hadden Jiddische en Portugese vertalingen diezelfde functie gehad.

Het titelblad van het gebedenboek dat de basis vormde voor talloze herdrukken en bewerkingen en uiteindelijk als de ‘zevenstuiverstefille’ bekend kwam te staan.

Gaandeweg kwamen er verschillende edities van het dagelijkse gebedenboek (de sidoer) en de specifieke gebedenboeken voor de feestdagen (machzoriem) met Nederlandse vertaling. Met name twee toonaangevende Nederlands-Joodse intellectuelen waren buitengewoon actief in het vertalen en uitgeven van zowel de Hebreeuwse Bijbel als de gebedenboeken: Samuel Israël Mulder en Gabriël Isaac Polak. Zij stonden bekend om hun grote kennis van het Hebreeuws en de Joodse traditie en genoten het vertrouwen van de opperrabbijnen. Hun Bijbel- en gebedenboekvertalingen werden gretig afgenomen.

In 1852 kwam Gabriël Polak met een nieuwe editie, waarbij de vertaling nu ‘up to date’ was. Die versie zou sindsdien de meest succesvolle worden en werd door de bekende Amsterdamse boekhandelaar en uitgever Joachimsthal verspreid. De ene na de andere editie rolde van de persen en tot aan de Tweede Wereldoorlog werd Polaks gebedenboek gebruikt en steeds weer aangevuld en bijgewerkt.

Het succes van Polaks Gebeden der Israëliten voor het geheele jaar – eerst met hulp van M.S. Polak, later bijgewerkt door S. Poons – kwam mede ook doordat Joachimsthal er een ‘zevenstuiversversie’ van op de markt bracht. Vanaf eind negentiende eeuw stond ‘zeven stuivers’ voor een goedkope editie, omdat er diverse ‘eenheidsprijzenwinkels’ waren die steevast ‘zeven stuivers’ vroegen. De ‘zevenstuiverstefille’, zoals het gebedenboek voortaan heette, was lesmateriaal bij de Joodse les voor de kinderen, werd bij bar mitswes cadeau gegeven en werd dagelijks door talloze Nederlandse Joden ter hand genomen. De Hebreeuwse gebeden met de Nederlandse vertaling vergezelden hen van dag tot dag.

© 2024, Joods Maatschappelijk Werk en Joods Educatief Centrum ‘Crescas’