volgende       volgende
1908

Slagerij Marcus Zwolle

Op 15 mei 1908 legde de achtjarige Leo Marcus de eerste steen voor een nieuwe slagerij annex slachthuis aan de centrale Oude Vismarkt in Zwolle. Wat vervolgens verrees was een gebouw in zeventiendeeeuwse Hollandse stijl: een trapgevel, kruisramen met kleine ruitjes, luiken en een grote luifel. Een steen maakte duidelijk wat er in het pand gebeurde: ‘Yn it Fryscke slachthuws’. Wie niet beter wist, zou denken hier voor één van de oude panden uit de Zwolse binnenstad te staan. Niets was minder waar. Het prestigieuze project was door de broers Abraham en Izaac Marcus opgepakt. Zij hadden van hun moeder de kosjere slagerij overgenomen die al sinds 1785 in familiebezit was. Samen bouwden ze de zaak uit tot een modern, goedlopend slagerijbedrijf. Het pand in oude stijl gaf een serieuze uitstraling, de gevelsteen herinnerde aan hun geboorteplaats Dokkum.

Marcus was zeker niet de enige kosjere slager in Zwolle. Het was dringen op de kosjere voedselmarkt. Tot in de kleinste plaatsjes waren kosjere slagers gevestigd, die vaak van vader op zoon overgingen. Niet alleen Joden, ook veel Christenen kochten bij de Joodse slager. Rond de eeuwwisseling was het idee wijdverbreid dat kosjer vlees hygiënischer en betrouwbaarder was dan ander vlees. Joodse slagers profiteerden daarvan. Ondertussen was er onderling felle concurrentie. De broers hadden de taken goed verdeeld. Abraham kocht de koeien op de veemarkt, zorgde dat de sjocheet deze slachtte en maakte er daarna worsten en andere vleesproducten van. Izaac was er voor de zakelijke kant. Hij startte een verkooppunt in Den Haag en regelde leveringen aan hotels en restaurants. Het predicaat ‘hofleveranciers’ deed wonderen en door een netwerk van vertegenwoordigers in het hele land werden Marcus’ worsten breed afgezet.

Reclamekaart van omstreeks 1930 voor de zaak van A. en Iz. Marcus, waar onder rabbinaal toezicht kosjer vlees werd verkocht.

Zoon Leo stapte al vroeg in de slagerij en vestigde kosjere restaurants in Den Haag en Rotterdam. De Tweede Wereldoorlog zette een streep door slagerij Marcus. Leo Marcus wist in onderduik te overleven, maar de Rotterdamse zaak was gebombardeerd, de Zwolse slagerij geplunderd en de Haagse broodjeszaak was door een niet-Joodse ‘beheerder’ overgenomen.

Als één van de weinige kosjere slagerijen startte Marcus opnieuw. Alleen in de grote steden stond de overheid nu nog kosjere slagers toe. Bovendien mocht er alleen nog maar voor de Joodse markt geslacht worden. Kosjere slagers buiten Amsterdam konden alleen overleven door een ‘gewone’ afdeling naast een ‘kosjere’ te voeren. In 1957 verhuisde Marcus’ zaak naar Amsterdam: alleen daar was nog een bescheiden publiek aanwezig voor kosjere producten. Tegenwoordig is Marcus zelfs de laatste kosjere slagerij in Nederland en het vertrouwde adres voor pekelvlees, ossenworst en al die andere traditionele Nederlands-Joodse kosjere vleesproducten.

© 2024, Joods Maatschappelijk Werk en Joods Educatief Centrum ‘Crescas’