volgende       volgende
1946

Joods Maatschappelijk Werk

Het vierde kerkgenootschap, zo wordt Joods Maatschappelijk Werk (JMW) wel genoemd. Feit is dat het veel ‘ongebonden’ Nederlandse Joden bereikt en bijstaat die niet of slechts in de randen van de drie formele Joodse ‘kerkgenootschappen’ – het Nederlands Israëlitisch Kerkgenootschap, het Portugees Israëlietisch Kerkgenootschap en het Nederlands Verbond voor Progressief Jodendom – zijn te vinden. JMW kende vanaf het begin een sterk inclusieve visie: iedereen die Joods is, moest hulp kunnen ontvangen. Religie, politiek en achtergrond speelden daarbij geen rol.

In Joods Maatschappelijk Werk werd het sociale werk geclusterd dat vóór de oorlog door ‘armbesturen’ en tal van speciale organisaties werd uitgevoerd. Vele daarvan sloten zich bij het op 28 november 1946 opgerichte JMW aan, dat zorgde voor een professionalisering en concentratie. Door op landelijk niveau samen te werken kon ook aan Joden in kleinere plaatsen de nodige ondersteuning geboden worden. Met de opkomst van de verzorgingsstaat werd JMW formeel erkend als dé Joodse sociale organisatie.

Het vieren van de Joodse feestdagen in informele sfeer is onderdeel van het sociaal-cultureel werk van JMW. Hier een impressie van een matze-koffie van de regionale groep Gooise Nesjomme in Hilversum, 13 april 2009.

Naast reguliere sociale zorg, zoals maatschappelijk werk, thuiszorg en koffie-ochtenden, heeft de oorlogsproblematiek een groot stempel gedrukt op JMW. De psychische effecten van de Tweede Wereldoorlog voor overlevenden en hun kinderen werden door JMW bespreekbaar gemaakt. In de samenleving ontwikkelde JMW zich als een gezaghebbende vertegenwoordiger van overlevenden en bepleitte in 1972 met succes de totstandkoming van de Wet Uitkering Vervolgingsslachtoffers (WUV). Daardoor ontvingen Joodse overlevenden eindelijk een uitkering die al langer gold voor verzetsstrijders.
JMW had met name in de beginjaren ook een rol bij de emigratie van Joden, niet alleen naar Israël, maar ook naar de Verenigde Staten, Canada, Australië en Zuid-Afrika. Al snel kwam daar de immigratie van nieuwkomers bij: Nederland liet een beperkt aantal ontheemde Oost-Europese Joden toe na de Tweede Wereldoorlog. De Joodse gemeenschap was volledig financieel en praktisch verantwoordelijk voor hen. Joodse vluchtelingen en asielzoekers, zoals Arabische Joden, Hongaarse en Russische Joden, werden sindsdien door JMW terzijde gestaan.
Naast het strikt maatschappelijke werk begaf JMW zich ook steeds meer op het sociaal-culturele terrein. In de tachtiger jaren ontstond er een roep om erkenning vanuit de tweede generatie en de jongvervolgden. JMW pakte deze signalen op en organiseerde projecten (conferenties, cafés, themadagen, opbouw sociale netwerken etc.) gericht op identiteitsontwikkeling- en versterking van deze groepen. Voor de eerste generatie werden met name buiten Amsterdam sociaal-culturele activiteiten ontwikkeld ter bestrijding van eenzaamheid en (joods) sociaal isolement.

JMW werd steeds meer de spil in het bredere veld van de Joodse sociale infrastructuur, waarvan ook Joodse verzorgingshuizen, een verpleeghuis, een ziekenhuis en de geestelijke gezondheidszorg deel van uitmaken.

© 2024, Joods Maatschappelijk Werk en Joods Educatief Centrum ‘Crescas’