De eerste Joodse school in Amsterdam, Talmud Torah, werd waarschijnlijk al gelijk opgericht toen de eerst Joodse gemeente (Bet Jacob) in Amsterdam van de grond kwam. Pas in 1616 kwam die leerschool in het nieuws toen de tweede Portugees-Joodse gemeente (Neve Salom) met Bet Jacob de krachten bundelde en besloten werd samen de school te runnen. Later kwam daar nog Bet Israel (de derde Portugees-Joodse gemeente) bij en tenslotte viel de school onder de verenigde gemeente die dezelfde naam had: Talmud Torah.
Toen bleek dat sommige studenten hun studie in de hogere klassen van de school door geldgebrek niet konden voortzetten, werd in 1637 een studiefonds in het leven geroepen onder de naam van Ets Haim, waarnaar die hoogste klassen van deze jesjiewa (Talmoedhogeschool) verder zijn vernoemd. Dat fonds verleende de arme studenten studiebeurzen. Vandaag herinnert de bibliotheek (‘livraria’) van die jesjiewa nog aan het bestaan van de leerschool.
Studie van de Joodse wet staat in het jodendom centraal, maar was des te belangrijker omdat de nieuwe groep immigranten uit het Iberisch Schiereiland generaties lang afgesloten was van het normatieve jodendom. Voor volwassenen kwamen er allerlei studiegenootschappen van de grond, zoals Keter Torah of Meirat Henaim, waar (mannelijke) Conversos zich de basisprincipes van het jodendom eigen konden maken. Voor kinderen was er dan eerst de Talmud Torah-school en voor gevorderde studenten die zich verder in Joodse studiën wilden verdiepen, de Ets Haim jesjiewa. Die scholen waren strikt opgebouwd, in zes klassen op basis van leeftijd, naar het voorbeeld van de Jezuïeten.
De scholen maakten al snel furore door hun bijzondere curriculum en strikte tijdschema. Er werd onderwezen in Joodse vakken, zoals studie van de Torah met vertaling naar en commentaar in het Spaans, terwijl in de hoogste klassen de Talmoed werd bestudeerd. Daarnaast leerden de studenten intensief de Hebreeuwse grammatica en poëzie en werden zij getraind in de retorica en kalligrafie. Via onderwijs aan huis werd het geleerde gerepeteerd en speciale aandacht geschonken aan het Hebreeuws, Spaans en aan vakken waar de interesse van de student verder naar uitging.
Bezoekers uit Oost-Europa roemden de school. Vooraanstaande rabbijnen hebben er hun educatie genoten en dienden niet alleen binnen de Republiek, maar zijn ook Sefardische gemeentes gaan leiden in Italië, Hamburg, Londen, New York en de koloniën. Arme jongeren kregen naast hun religieuze opleiding extra lessen in het lezen en schrijven van het Portugees en werden voorzien van voedsel, kleding, boeken en gebedsriemen of gebedssjaals. Voor vrouwen werd naar Iberische traditie van die tijd geen onderwijs verzorgd. Alleen huisonderwijs kon het analfabetisme onder hen terugdringen. Het deed geen afbreuk aan de enorme inzet van Portugezen voor de educatie van hun kinderen en volwassenen.