Lang was het de Nederlands-Joodse bestuurders en rabbijnen gelukt om het liberale jodendom buiten de deur te houden. Zij zagen deze negentiende-eeuwse stroming, die vooral in Duitsland veel succes had, als een bedreiging voor de onderlinge eenheid. Het was een type jodendom waarin het moderne leven en het Joodse recht zoveel mogelijk met elkaar op één lijn werden gebracht.
In de twintigste eeuw kwamen echter scheuren in de hooggeprezen eenheid. Eerder al waren de Oost-Europese Joden er bij gekomen met hun eigen variant van orthodoxie, in 1929 ging uiteindelijk ook de eerste Liberaal Joodse Gemeente van start. In Den Haag. Niet veel later, in 1931, volgde een tweede gemeente, in Amsterdam. Het waren vooral Duits-Joodse migranten die zich niet konden vinden in de Nederlandse orthodoxe synagogen, die het initiatief namen. Zij werden bijgestaan door een handjevol Nederlands-Joodse pioniers dat op zoek ging naar inspiratie voor een vernieuwing van het jodendom. Die zoektocht maakte het ook tot een spannend avontuur, met het enthousiasme van een eerste generatie, maar ook met tal van onderlinge conflicten. Want wat moest er eigenlijk allemaal veranderen? Moest de liberaal-Joodse beweging in Nederland zich vooral oriënteren op de radicale Engelse stroming, of meer op de Duitse gematigdere variant? In Den Haag en Amsterdam werden daarin verschillende keuzes gemaakt.
Het verzet van orthodoxe rabbijnen en vaak ‘vrije’ bestuurders was fors. Door middel van brochures, toespraken en krantenartikelen werd fel gewaarschuwd tegen de nieuwe liberaal-Joodse beweging. Door de komst van steeds meer Duitse Joden bleek echter dat de aantrekkingskracht op de Nederlandse Joden gering was. De sfeer werd sterk gestempeld door de Duitse Joden en ook de rabbijn was steevast Duitstalig. Daardoor bleven de Liberaal Joodse Gemeenten tot na de Tweede Wereldoorlog relatief klein en een wereld op zich, in de schaduw van de twee historische ‘kerkgenootschappen’: het Nederlands Israëlitisch Kerkgenootschap en het Portugees Israëlietisch Kerkgenootschap.