Met de capitulatie van de Duitse bezetters op 5 mei 1945 was de bevrijding een feit. Nederland vierde uitbundig feest. Joden die de oorlog in de onderduik hadden overleefd, zo’n 16.000 personen, waren blij met de herwonnen vrijheid. Tegelijkertijd viel er een grote schaduw over: het lot van de gedeporteerde familieleden en vrienden werd steeds duidelijker. Slechts 5.500 Joden keerden uit de kampen terug. Van de Joden die gevlucht waren naar het buitenland kwam ook een deel weer naar Nederland. De omvang van de moord was in 1945 echter in volle omvang zichtbaar geworden: zo’n 75% van de Nederlandse Joden was vermoord.
De overlevenden moesten het leven weer oppakken. Ze probeerden de resten van hun families bijeen te brengen en deden hun best om hun woonhuizen weer terug te krijgen. Door de grote woningnood direct na de oorlog kon het jaren duren voordat de huisvestiging goed geregeld was. Als winkels en bedrijven in handen waren van goede ‘bewaarders’, konden ze al snel na de bevrijding weer overgenomen worden door de Joodse eigenaren. Maar regelmatig verliep de teruggave niet zo voorspoedig. De ontvangst van de teruggekeerde Joden was wisselend. In sommige gevallen liep een dorp uit om een teruggekeerde Jood te verwelkomen, regelmatig kregen de ‘gerepatrieerden’ echter te maken met desinteresse of zelfs een ruwe behandeling. Illustratief is dat slechts een deel van de kleding, huisraad en sieraden die bij niet- Joodse buren en kennissen was ondergebracht, na de bevrijding werd teruggegeven.
Het rechtsherstel van de Nederlandse Joden verliep moeizaam. Met de bevrijding waren de anti-Joodse wetten van de nazi’s per direct opgeheven, maar het herstel van het begane onrecht werd formalistisch en bureaucratisch uitgevoerd. Bovendien ging de overheid uit van het idee dat er geen onderscheid gemaakt mocht worden tussen Joden en andere Nederlanders. Daardoor werd de uitzonderlijke positie van Joden in oorlogstijd bewust over het hoofd gezien. Het kon tot in de jaren 1950 duren voordat het rechtsherstel voor personen en Joodse organisaties werd afgerond.
Met een tomeloze energie zetten velen zich in voor de wederopbouw van het Joodse gemeenschapsleven in Nederland. Financiële steun ontving de armlastige gemeenschap daarbij met name van de American Jewish Joint Distribution Committee. Hoewel aanvankelijk pogingen werden ondernomen om het Joodse leven helemaal opnieuw te organiseren, waren na enkele jaren de meeste vooroorlogse Joodse organisaties weer helemaal teruggekeerd. Zij boden de circa 30.000 Nederlandse Joden alles wat voor een volledig Joods leven nodig was.