Trots – dat was hoe Nederlandse Joden zich in 1860 voelden. Hun voorman, de jurist Michel Henri Godefroi, had het geschopt tot minister van justitie. Daarmee was hij de eerste Joodse minister in Nederland – en bovendien nog een bewuste Jood ook. Godefroi was op het moment van zijn benoeming namelijk voorzitter van de Hoofdcommissie tot de zaken der Israëliten, waarbinnen hij zich al vanaf 1844 inzette voor de belangen van de Nederlandse Joden.
Het had wel de nodige tijd geduurd voordat de eerste Jood toetrad tot de regering. De Bataafse Republiek was in 1798 dan wel het eerste land geweest met Joodse parlementariërs, in het Koninkrijk der Nederlanden van Willem I was Joodse politieke inzet beperkt tot de gemeenteraden. Het parlement was het domein van aristocratische heren geworden – en daar vielen de Joden buiten. Pas na de politieke omwenteling van 1848, met een nieuwe liberale grondwet, veranderde dat. In 1849 was Godefroi de eerste Jood die tot de Tweede Kamer toetrad. Hij was een gematigde liberaal, die zowel liberale als conservatieve stemmers aan zich wist te binden. Hij schuwde het politieke spel en stelde zich vooral als jurist in de politiek op.
Godefroi had al eerder minister kunnen worden. In 1852 had het politieke kopstuk Thorbecke hem naar voren geschoven, juist als Jood. Zo wilde hij laten zien dat Nederland echt in een liberaal land was veranderd. Koning Willem II vond het echter maar niets en stribbelde tegen. Godefroi hield de eer aan zichzelf en trok zich vanwege gezondheidsredenen terug. In 1860 liet hij zich de benoeming echter welgevallen en vervulde hij in twee opeenvolgende, korte kabinetten het ministerschap. In 1862 was hij weer gewoon kamerlid. Moest een Joods parlementariër nu ook Joodse politiek bedrijven? Godefroi was terughoudend, maar als de belangen van Nederlandse Joden in gevaar kwamen, zag hij het wel als zijn plicht om daarvoor op te komen. Hij realiseerde zich dat niet alleen de kieskring Amsterdam, maar ook Joods Nederland tot zijn achterban behoorde. Godefroi protesteerde tegen de geringe overheidsbijdrage aan de Joodse gemeenschap en vocht tegen discriminatie van Joden in het buitenland.
Godefroi symboliseert het enthousiasme waarmee Joden in de Nederlandse samenleving wilden meedoen. Mét inbreng vanuit hun eigen achtergrond. Typerend is hoe hij vol overtuiging het openbaar onderwijs verdedigde, want zo zouden Joodse kinderen goed integreren. Dat dat volgens de wet op basis van ‘christelijke en maatschappelijke deugden’ gebeurde, wilde hij daarvoor graag slikken.