Een onbekend dorp in de noordelijke provincie Drenthe: dat was Westerbork. Op een afgelegen plaats, ver buiten de bebouwde kom, moest het Centraal Vluchtelingenkamp verrijzen voor de grote aantallen Duitse Joden die naar Nederland vluchtten. De minister had hiertoe besloten: in dit opvangkamp zouden vluchtelingen goed geholpen kunnen worden bij hun zoektocht om elders in de wereld een vaste verblijfplaats te vinden. De afgelegen locatie voorkwam dat de vluchtelingen zouden integreren in de Nederlandse samenleving. Want dat zou een vertrek alleen maar lastiger maken. Een eerder plan, om het kamp op de Veluwe te vestigen, werd door Koningin Wilhelmina afgewezen.
De kosten, geraamd op in ieder geval een miljoen gulden, werden door de overheid voorgeschoten. Maar de regering ging ervan uit dat de Nederlands-Joodse gemeenschap dit na verloop van tijd terug zou betalen. Vluchtelingenopvang was liefdadigheid en dat beschouwde de overheid, strikt als ze redeneerde, niet als haar taak. In het najaar van 1939 werd Westerbork geopend. Joods Nederland was intensief betrokken bij het kamp: voor de nieuwe bewoners werd een synagoge ingericht, werd het godsdienstonderwijs geregeld, werd kleding en literatuur ingezameld. En natuurlijk moest geld ingezameld worden om de aanschaf en bouw van het kamp terug te betalen aan de overheid.
Toen op 10 mei 1940 de Duitse troepen Nederland binnenvielen, verbleven in Westerbork zo’n 1.100 Duitse Joden. Zij konden nergens meer heen: alle migratieplannen vielen in duigen. In 1942 gaven de bezetters Westerbork een nieuwe functie: het werd het centrale doorgangskamp voor Nederland. Voor velen was Westerbork een voorportaal van de dood. Stap voor stap werden de Nederlandse Joden uit de samenleving gehaald. Ze moesten herkenbaar zijn door het dragen van een gele ‘jodenster’, verloren hun banen en bedrijven, moesten gedwongen verhuizen naar plaatsen waar op dat moment Joden nog werden geduld. Daarna begon de deportatie. Wie niet op tijd had weten onder te duiken, werd door de politie of Duitse militairen opgehaald en vaak per trein naar Westerbork vervoerd.
Over het leven in kamp Westerbork zijn indrukwekkende dagboeken bewaard gebleven, die een beeld geven van hoe het leven in de barakken eruit zag. Talloze mensen die elkaar veelal niet kenden, werden bij elkaar in een barak gestopt. Eens per week vertrok de trein ‘naar het oosten’. In totaal 93 keer vertrok zo’n trein en vervoerde Nederlandse Joden naar de vernietigingskampen. De meeste treinen gingen naar Auschwitz en Sobibor. In totaal 107.000 Joden werden uit Westerbork gedeporteerd. Slechts 5.200 daarvan overleefden het.
Na de bevrijding kreeg Westerbork een nieuwe functie als opvang voor gevangen genomen NSB-ers. Niet veel later werd het een woonoord voor uit Indonesië gevluchte Molukkers. Pas in 1970 werd een monument aangebracht en in 1983 kwam er een herinneringscentrum.