Als weduwe had Sara Dias de Fonseca twaalf jaar lang leiding gegeven aan de tabaksindustrie van haar man. Ze had veertien mensen in dienst en had er twee families van kunnen onderhouden. In 1692 ging ze failliet. Ze stierf zelf niet lang daarna. In de geschiedschrijving blijft de rol van vrouwen binnen de Joodse gemeenschap in de Republiek vaak onderbelicht. Toch waren Portugese en Hoogduitse vrouwen actief betrokken in de handel en industrie. De Spaanse cultuur, op haar beurt weer beïnvloed door de islam, is in de Republiek nog duidelijk merkbaar als we de positie van Portugese vrouwen onder de loep nemen. Vaak verscholen zij zich achter een mannelijke representant. Toch ontmoeten we hen actief en zelfstandig opererend: Johebed de Casseres zette de katoenhandel van haar man voort, Guiomar Henriques leidde een internationaal handelsbedrijf in suiker. De vrouw van Abraham Nunes hielp haar echtgenoot met het maken van kaarsen om die zaak na zijn dood over te doen aan haar schoonzoon. Rachel Preto runde een tabakswinkel. Clara Musaphia leverde meel voor de matze-productie in de synagoge en ook veel andere vrouwen vonden werk in en om het gemeenschapsleven: in het ritueel bad, bij de productie van kosjer brood of in de gezondheidszorg.
Portugese vrouwen probeerden zich wel zoveel mogelijk te distantiëren van het vuile werk, dat zij liever aan hun bediendes overlieten. Bij de belastingheffing van 1742 werden velen onder hen beschreven als renteniers en leken zij als zodanig actief betrokken bij de investering van hun kapitaal ter behoud en tot vermeerdering van hun vermogen. Ook bezaten ze veel vastgoed dat zij ter verhuur aanboden. Op deze manier probeerden zij het inkomen voor henzelf en voor de komende generaties veilig te stellen.
Hoogduitse vrouwen waren in mindere mate actief in de internationale handel, maar des te meer zichtbaar op straat als partner in zaken samen met hun man, als zelfstandige koopvrouw en als hulp in de huishouding. Van de negen Hoogduitse vrouwen, aangeslagen voor de belasting van 1742, wordt de meerderheid beschreven als werkend (vijf) tegenover vier renteniers. Bij de Portugezen is de relatie heel anders: van de 51 vrouwen worden 50 als rentenier beschreven, en slechts één als koopvrouw, wat neerkomt op 2%. Het toont een verschil in mentaliteit en cultuur, maar achter deze façade was de realiteit vaak niet veel anders.