volgende       volgende
1970

Solidariteitscomité voor de Joden in de Sovjet-Unie (1970-1989)

Na de oorlog was de oriëntatie in Joods Nederland bewust internationaal, zoals het vier eeuwen eerder ook was begonnen. Natuurlijk werd naar Israël en de Verenigde Staten gekeken, maar ook aan solidariteit met Joden in benarde posities elders werd groot belang gehecht. In de jaren 1950 werd veel aandacht besteed aan de positie van Joden in de Arabische wereld. Veruit de meest succesvolle actie was echter die voor de miljoenen Joden in de Sovjet-Unie, die niet in staat waren om het jodendom te praktiseren en voor wie emigratie vrijwel onmogelijk was. Met name de ‘refuseniks’, de Sovjet-Joden die emigratie naar Israël werd geweigerd, stonden in het centrum van de aandacht. Zij waren de Joodse parallel van de alom gesteunde dissidenten.

In 1970 vormde zich in Den Haag een Solidariteitscomité voor de Sovjet-Joden. In heel Europa en in de Verenigde Staten werden soortgelijke comités gevormd. Het doel was om via publieke acties het lot van de Sovjet-Joden zichtbaar te maken en zo de druk op de communistische autoriteiten op te voeren. ‘Laat mijn volk gaan’, zo was de leus met een bewuste verwijzing naar het bijbelverhaal over de exodus uit Egypte. Het Solidariteitscomité was breed samengesteld en kon rekenen op vrijwel onverdeelde steun van heel Joods Nederland. Als boegbeeld trad de liberale rabbijn Awraham Soetendorp naar buiten, die in de media en de politiek de Sovjet- Joden met succes onder de aandacht wist te brengen.

“Een miljoen handtekeningen voor Russische Joden” (800.000) op 26 maart 1982 aangeboden aan minister Max van der Stoel door Job Aalders, Awraham Soetendorp en dominee J. Littooy.

Grootschalige demonstraties bij de Amsterdamse Dokwerker, protestacties voor de Sovjet-ambassade en een handtekeningenactie waarbij in een paar weken tijd de teller bijna op een miljoen stond, toonden de brede steun in de Nederlandse samenleving. Het lot van de Sovjet-Joden was nauw verbonden met de Koude Oorlog en werd als een gedeeld ‘westers’ belang gezien.
Nederland trok zich het lot van de Sovjet-Joden sowieso sterk aan. De ambassade in Moskou vertegenwoordigde Israël, dat geen diplomatieke relatie meer met de Sovjet-Unie onderhield. Vele duizenden uitreizende Sovjet-Joden maakten gebruik van de Nederlandse ambassade. Materiële steun voor Joden achter het IJzeren Gordijn werd door het van oorsprong Oost-Joodse ‘Verbond’ gegeven, vooral in de vorm van pakketten. Weer anderen trokken als toeristen naar de Sovjet-Unie om daar zelf ‘refuseniks’ te bemoedigen, Hebreeuwse boeken toe te stoppen en religieuze voorwerpen te geven.

Toen in 1989 de Muur viel, konden de Sovjet-Joden eindelijk in vrijheid Jood zijn en emigreren. Het Solidariteitscomité had daarvoor bijna twintig jaar op de Nederlandse politieke bühne gestreden, zo succesvol dat buitenlandse partners daar met bewondering naar keken.

© 2024, Joods Maatschappelijk Werk en Joods Educatief Centrum ‘Crescas’